Oudste en jongste zoon zitten allebei in groep zes en dus zaten ze gebroederlijk naast elkaar aan tafel, gebogen over hun huiswerk: een stencil met zinnen waarvan ze de werkwoorden moesten onderstrepen.
Ik: "Kijk, hier staat het jongens. Een werkwoord is iets dat je kunt 'doen'. En je kan het vervoegen."
Jongste zoon: "Vervoegen? Wat is dat?"
Ik: "Nou, dat je bijvoorbeeld kan zeggen 'ik loop, jij loopt, hij loopt, wij lopen' enzovoort."
Oudste zoon: "Oké, ik snap het. Dus in deze zin is het 'ook'?
Ik: "Nee, dat kan je toch niet 'doen'?"
Oudste zoon: "Hè? Maar wel vervoegen hoor: ik ook, jij ook, wij ook!"
Volledig de slappe lach tijdens het helpen met mijn huiswerk... |
En die talenknobbel hebben ze ook bij Engels:
Jongste zoon: "Wat betekent 'nothing' in het Engels?"
Meneer de echtgenoot: "Niets."
Jongste zoon: "Oh. En 'legging' dan?"
[...]
Jongste zoon: "Oh. En 'legging' dan?"
[...]